‘Weet je wat, ik loop met je mee, dan heb ik gelijk mijn frisse neus voor vandaag gehad.’ Direct loopt mijn moeder naar de kapstok voor haar jas.
Zojuist ben ik gebeld door het garagebedrijf dat de auto klaar is en de APK niks bijzonders heeft opgeleverd. Handig is dat het bedrijf in dezelfde straat is als waar mijn moeder woont, zodat ik, terwijl de auto werd nagekeken, even gezellig bij haar kon buurten.
We wandelen naar het bedrijf, ongeveer tien minuten verderop. Het is zacht weer met nauwelijks wind. Genoeglijk kuieren we het stukje. De garagehouder kent ons als vaste klanten en ik ken hem als een uiterst behulpzame man. Mijn moeder, bijna een buurvrouw, heeft hij als redder in nood al een paar keer geholpen bij accuproblemen. Onzin als ze daarvoor de ANWB zou bellen, vindt hij. Superlief.
Ik betaal de rekening. De man neemt de tijd. We praten over hoe heerlijk het is dat mijn moeder en ook de zijne nog kunnen autorijden. De vrijheid die het geeft. Het had een koffiebargesprek kunnen zijn.
Een hartelijk afscheid volgt dan ook voordat we even later naar buiten stappen. Het zonnetje is inmiddels gaan schijnen en stevig gearmd lopen we terug. Gezellig keuvelend in elkaars fijne gezelschap. Naar het appartementencomplex, de lift in en over de galerij naar de woning van mijn moeder. Ze opent de deur, ik doe mijn jas uit en voel dan de autosleutels in mijn jaszak. Nee hè, hoe red ik me hier uit? Ik haal diep adem en tik haar streng op de schouder. ‘Mam! Ik ga me zorgen maken. Je bent vergeten dat we de auto zouden ophalen.’
Ze kijkt me verbouwereerd aan en krijgt een lachbui. Ik krijg nog net geen draai om mijn oren.