Zo leuk! Logeren bij mam! Nou ja, de aanleiding is knap waardeloos. We schrijven twee maanden geleden. Ik zit gezellig met mijn moeder in gesprek, maar even later zijn we met gillende sirene in de ambulance op weg naar het ziekenhuis. Mam begon plotseling zulke onzin uit te kramen, dat het me beter leek er mensen bij te halen die haar wel begrepen. Weet ze wie ik ben? Ze trekt haar schouders op, geen idee. Wel weet ze dat ze in het ziekenhuis is. In Hoorn. Raar, maar niet het moment haar daar op aan te spreken.
Een grote groep artsen, verpleegkundigen en het ambulancepersoneel verzamelt zich om mijn moeder. Het ontroert me. Overdracht via een duidelijk protocol volgt. Bizar dat deze fantastische mensen steeds vaker beducht moeten zijn voor agressie uit de samenleving. Mentaliteitsverzieking, waar ik ook beroerd van word.
Tijdens het bezoekuur de volgende dag treedt plotseling verandering op: mam herkent ons, praat in volzinnen en vraagt of de kapper afgezegd is. Ik geloof spontaan in wonderen en tranen van blijdschap stromen. Het herstel gaat voorspoedig en als mam naar huis mag, besluiten broer, zus en ik om de beurt een paar nachten bij haar te gaan logeren.
Niet gaan pamperen, hoor, waarschuwt de arts. Uiteraard nemen we dat ter harte en laten mam koffiezetten, vaatwasser in- en uitruimen, aardappels schillen, groente klaarmaken, tafel dekken en de boel weer opruimen. Wij beperken ons tot het halen van de boodschappen. ‘Slavernij,’ noemt mam het. Wij zien het als hard werken aan een totaal herstel, als we haar vragen nog een lekker kopje thee te zetten. Het valt haar op dat we geen van allen de douchekraan na gebruik afdrogen. Gelukkig kan mam dat prima zelf. Na een week zijn wij uitgerust en ervan overtuigd dat mam nog uitstekend zelfstandig kan wonen. Mam blij, want bij haar kinderen inwonen: ‘Dat overleef ik niet.’