Een prachtige treinreis maken in het buitenland, zoals we graag doen, zagen we nog niet zitten. Wisselende coronakleuren met dito quarantaine- en testverplichtingen, QR-codes, mondkapjesverplichting in het OV: te veel gedoe. We kiezen voor wandelen in Nederland, van hotel naar hotel, voor de diversiteit van omgeving en overnachtingsplek. Het constante zoeken naar knooppunten en ons installeren op nieuwe plekken, het bevalt uitstekend.
Zoals elke nacht moet ik naar de wc, een hotelverblijf verandert daar niets aan. Tastend zoek ik mijn weg in de vreemde pikdonkere kamer, voetje voor voetje, naar de glazen deur van het toilet. Hebbes! Nu nog de deurknop. Snel glijden mijn handen over het gladde oppervlak. Ongeduldig ook, mijn blaas lijkt de nabijheid van het toilet al te voelen. Zit er eigenlijk een knop op de deur, vraag ik me vertwijfeld af. Bijna tegelijkertijd voel ik de zijkant van de deur. Opgelucht pak ik die en trek hem naar me toe, wat slechts een lichte beweging in gang brengt. Ik geef een stevigere ruk waarna ik voel dat het gevaarte kantelt. Pas dan dringt tot me door dat ik druk doende ben om de grote spiegel naast de wc-deur van de muur te slopen. Het gaat goed. Net aan.
Raak ik het spoor bijster doordat we lang niet van huis zijn geweest?
Na de eerste dwaling laten we ‘s nachts een lichtje branden, maar kennelijk zijn we dat vannacht vergeten.
Slaapdronken zoek ik in het donker opnieuw een weg naar de wc. In welk hotel zijn we? Ik ben totaal gedesoriënteerd en stuntel zo snel mogelijk met mijn volle blaas terug naar het bed. Daar, op het nachtkastje ligt de telefoon met ingebouwde zaklamp. Het licht flitst aan en ik ben wakker als ik zie waar ik ben, gewoon thuis. Dan, ineens, klaarwakker. Morgen weer aan het werk.