Ik hoorde vannacht geluiden vanuit een kamer in de buurt van de onze die ik liever niet hoor, en dacht het zal toch niet… Het zou dus wel. Wanneer we voor het ontbijt Jos en Gerda ophalen, blijkt Gerda ziek. De hele nacht heeft ze vooral in de badkamer rondgehangen. Waarschijnlijk last van de hoogteziekte. Beroerde is alleen dat de preventief meegenomen pillen er niet inblijven.
Ze gaat mee naar het ontbijt, maar voelt zich niet in staat iets te eten. In het hotel blijven wil ze niet, ze wil mee. Wie weet gaat het straks beter..
Keurig op tijd worden we door een gids van het reisbureau opgepikt, na ons volgen er nog wat adresjes tot de bus vol zit.
We zetten koers naar Maras, wat omschreven wordt als een pittoresk stadje. Onderweg is werkelijk van alles te zien. Het landschap is prachtig en wisselt voldoende om steeds geboeid naar buiten te blijven kijken. Het prachtige weer werkt goed mee. Behalve het indrukwekkende landschap valt nog iets anders op, de intense armoede die nergens lijkt op te houden. Vertelde ik gisteren over de sloppenwijken aan de buitenkant van Lima, hier zijn het de treurig uitziende onderkomens van de ambachtslieden, landbewerkers en veehouders. De muren zijn opgetrokken van ‘stenen’ die gemaakt zijn van een soort klei. Vermengd met, ik denk, stro. Deuren hangen scheef, daken zijn van allerlei soorten materiaal en ramen ontbreken soms. Als ik al eens denk dat er in het krot dat ik zie, echt geen mensen kunnen wonen, zie ik er toch weer was hangen, een kindje spelen of mensen voor aan een tafeltje zitten. De prachtig gekleurde, traditioneel kleurige kleding van met name de vrouwen, staat ermee in schril contrast. De ouderen tonen verweerd en in zichzelf gekeerd. Het leven is daar hard voor ze, dat kan niet anders. In omstandigheden die een zelfvoorzienend karakter hebben. De aanwezigheid van elektra en stromend water kan veelal rustig betwijfeld worden.
In Maras heerst een textielcultuur, veel families werken hier samen aan de meest prachtige kledingstukken, tafelkleden en meer van alpaca- en lamawol. We krijgen een demonstratie op een prachtige authentieke locatie. Boeiend om te zien hoe allerlei natuurproducten als planten en zout gebruikt worden om de wol in allerlei kleuren de verven. De mogelijkheden lijken eindeloos, zonder enige toevoeging van chemicaliën.
In de hoek van de ruimte staat een hok met cavia’s, die tussendoor een andere vrouw gevoerd worden. We zeggen niks, maar weten dat ze vroeg of laat op een bord belanden, het is een delicatesse in Peru.
Na de demonstratie bestaat de mogelijkheid tot kopen. Helaas, aan ons slijten ze niets. Al hangen en liggen er werkelijk prachtige, met soms ingenieus ingeweefde motieven, artikelen.
De bus rijdt verder, op weg naar Moray. Met Gerda gaat het weer ietsje minder, het aangeboden glaasje cocathee breekt haar op. Gelukkig is er een wc in de buurt. Moray is niet ver van Maras. Wat we daar zien is een unieke archeologisch overblijfsel van de inca’s. Grote ronde gaten waar rondom terrassen zijn gebouwd, waarop agricultuur werd toegepast. De watervoorziening kwam tot stand door slim gegraven smalle kanalen. Het is een geweldig gezicht. Ongelooflijk knap hoe een volk zo lang geleden in staat was om dusdanige landbouw toe te passen dat verschillende gewassen tot optimale ontwikkeling konden komen. Door de terrasvorming kon de gemiddelde temperatuur tussen het hoogste en laagste terras wel oplopen tot wel vijftien graden. De Inca’s waren door hun unieke bouwwerk in staat daar grote voordelen uit te halen. Doordat er geen goud of zilver te halen viel, is het door de Spanjaarden met rust gelaten.
Terwijl Gerda in de schaduw zit, wandelen en klimmen wij langs en boven het bouwwerk. Het is prachtig, ook door de geweldige bergen erom heen. Steeds stoppen we even om in alle stilte van het schouwspel te genieten. Ik maak foto’s, sla het in mijn hoofd op en neem het mee als intense ervaring en herinnering.
We gaan weer verder, passeren opnieuw talloze droefgeestige onderkomens, authentieke, mooi geklede vrouwen, met hun typerende hoofdbedekking en soms met schattige kindjes in draagzakken. Eenmaal zien we een vrouw haar baby te drinken geven, het kindje ligt in een bedje, gemaakt van een bananendoos. Toch zien we ook gezelligheid, van bewoners die in groepjes buiten rondom een tafel samen eten. En dat tegen de achtergrond van de massieve Andes. De temperatuur is inmiddels flink gestegen, mijn jas en vest heb ik allang in het busje achtergelaten. Aan de lange broek is niks te doen. Ik klaag niet, de zon schijnt, de lucht is blauw, alles ziet er daardoor op zijn mooist uit.
De laatste bezienswaardigheid van deze dag zijn de zoutmijnen in Salineras. Ze worden gevormd door zo’n 2000 kleine waterbronnen, ontstaan in de achter de zoutvlaktes gelegen berg. Al duizend jaar geleden werd door de bevolking ontdekt dat zich in het binnenste van de berg zoutmijnen bevonden. Door de ondergrondse bronnen wordt het zout mee naar buiten vervoerd waar het in de verschillende terrassen opgevangen wordt. Aan de kleur van het water is te zien, hoe lang het zout er al ligt. Het begint met heel donker en eindigt in wit, zodat het geschept kan worden in vijftig kilo zakken. We zien hoe werknemers daarmee bezig zijn.
Wederom is het genieten van een bijzonder natuurlijk proces in de Andes. We proeven het water uit de bron dat zouter dan zout is en lopen daar waar we mogen lopen om zoveel mogelijk te zien en natuurlijk mooie plaatjes te schieten. Toen we de zoutmijnen met de bus naderden zagen we de zoutvlakte diep onder ons liggen, over smalle paden naar beneden kregen we er steeds van hun andere hoek zicht op. Er eenmaal aangekomen, rijzen de bergen erom heen reusachtig op. Vanaf een bijbehorend plateau klinkt de muziek van een panfluit. Als ik daar sta, kijkend over de immense zoutterrassen met die bergen, het fantastische weer en dan ‘El condor Pasa’ hoor, al sinds mijn jeugd een favoriet nummer, voel ik me intens gelukkig. Genieten.
Dan staat alleen de rit terug naar Cuzco nog op het programma. Langs de smalle wegen met diepe afgronden klimt de bus weer omhoog. Onderweg gaat het met Gerda weer minder, gelukkig is er een plastic zakje in de buurt.
In het hotel gaat ze direct naar bed, het wordt er niet beter op. Jos en Theo gaan naar de drogist om iets te halen Als Gerda dat heeft ingenomen, gaan wij met z’n drieën uit eten. Naar dezelfde plek als gisteren dat was goed. De wandeltocht er naartoe, dat mag gezegd, is een crime. De smalle straten waar het verkeer onafgebroken doorheen scheurt, met aan weerskanten een stoep van nauwelijks dertig centimeter breed. Het is alsof je langs een ravijn je weg moet afleggen.
Hopelijk is Gerda morgen beter..