Dag zes: door de sacred Valley naar Ollantaytambo

door | 28 sep 2019 | Vamos a Peru

Het is vandaag weer vroeg opstaan, want om 8.00 uur worden we opgehaald. Opnieuw gebeurt dat helemaal volgens afspraak met de Andina Travel Club. Heel prettig. Even wachten is trouwens ook niet erg, want er is altijd wel wat te zien. Zo vallen de mooie naambordjes op, is de moeder met het kindje op de rug vertederend, de brommer met aan weerskanten gasflessen die het tegemoetkomend vrachtwagentje niet kan passeren, vermakelijk, en de aandacht voor het zwerfafval geruststellend.

      


Gerda is weer helemaal opgeknapt en dat is uiteraard ook heel prettig. Per stel hebben we onze bagage in één rugzak gestopt. De andere twee rugzakken blijven hier, in het hotel in Cuzco. We komen namelijk over twee nachten weer terug. Dus weer de keuze: wat neem ik mee, wat laat ik achter.
Het weer valt steeds erg mee, ‘s morgens kan het erg fris zijn, maar in de middag behoorlijk warm. Grappig blijft dat veel mensen, ook personeel in het Cuzco hotel, binnen met hun winterjas aan werken.

In het busje gevuld met zo’n tien man aan toeristen gaan we op pad. We hebben een leuke gids die steevast contact met zijn gasten zoekt. Mijn naam blijft Catharina.
Eenmaal het drukke Cuzco uit, rijden we door prachtige natuur die echt de moeite waard is in Peru, tenminste in de delen die we tot nu toe gezien hebben.
De gids laat ons naar de bomen kijken, om zelf te ontdekken dat er veel dezelfde bomen staan: eucalyptusbomen. Zeventig procent van de flora in de Andes bestaat daaruit. De boom komt oorspronkelijk uit Australië, maar is naar de Andes gebracht vanwege de grote wateropname. Een heel belangrijke eigenschap in het natte seizoen, november tot maart. De rest van het jaar wordt het droge seizoen genoemd.
Peru is het land van de aardappels, in de Sacred Valley worden er 500 soorten verbouwd. In heel Peru 3000.
Een ander leuk weetje is dat 80% van de Cuzcobewoners twee stiertjes op zijn dak van het huis heeft staan. Het duidt erop dat de bewoners katholiek zijn. Twee stiertjes zijn tegelijkertijd het symbool van ‘good luck’. Vooral in Cuzco, Arequipa en Puno is dit een traditie.
The Sacred Valley wordt zo genoemd omdat het een groot, ongekend vlak land betreft. Heel bijzonder in het ruige Andesgebergte. Het is echt een prachtig gebied, maar dat had ik geloof ik al gezegd.

We stoppen bij een alpacaboerderij, waar ook de andere drie soorten verblijven, zoals de lama, vicuna’s en guanaco’s. Allen behoren tot het kamelensoort. Toch zien wij tot nu toe vooral de alpaca’s en lama’s. Het is leuk opgezet en zelfs Theo durft het aan een alpaca eten te geven. Er is een grens verlegd 😉
In een hoek zien we weer een kooi met cavia’s staan en weten dat het niet voor de fun is.


We gaan verder met de bus. De sacred Valley is een vruchtbaar gebied dat zich uitstrekt van Pisac tot Ollantaytambo. De Inca’s bouwden belangrijke ceremoniële en rituele plaatsen en strategisch gebouwde rustplaatsen (tambos) en forten. Ook legden ze hier terrassen aan voor de landbouw.

Op weg naar Pisac komen we veel toeristenbusjes tegen. En dat is niet zo gek, ook Pisac bevat namelijk een schat aan Inca historie. De grote Inca vindplaats bevindt zich zo’n 300 meter boven het dorp.
Het is er prachtig. De Inca’s maakten al hun terrassen in de vorm van een dier, die van Pisac heeft de vorm van een patrijs. De gids laat het zien, en dan zie je het ook, enigszins. De zon schijnt weer volop en de natuur schittert in al zijn glorie. Waar je ook staat, waar je ook kijkt, je wordt omgeven door moois. En ja, er zijn toeristen, maar niet zo talrijk dat ze ons intens genieten verstoren. Als we iets voorbij de terrassen lopen wijst de gids ons op een enorme rotswand vol gaten. Die gaten zijn het enige wat over is van de oude Incagraven. Lang geleden zijn die door grafrovers geplunderd, de Spanjaarden namen al het goud en zilver dat bij de overledenen was neergelegd, mee. Het enige wat er nog zou liggen zijn botten. Toeristen mogen er niet meer komen.

Het hoogste punt van de terrassen bestaat uit verdedigingswerken van de Inca’s. Theo, Jos en ik klimmen naar boven, wat best een inspanning is, maar zeer de moeite. Het uitzicht is magnifiek.
Jaja, de foto’s volgen later.

 
Teruglopend naar de bus koop ik een pet, ik kan echt niet langer zonder. Ik kan het me niet veroorloven kritisch te zijn, er moet iets op mijn koppie. Altijd afdingen gaf de familie van Alonso nog mee, maar als ik hoor dat het 15 sol is (€4,05) durf ik niet.
Terug in de bus stoppen we even later in het plaatsje Pisac, een dorpje dat vooral leeft van landbouw. Zo verbouwen ze zestig soorten mais. Ook staat het bekend om zijn zilver. Er zijn verscheidene zilversmeden te vinden. Wij bezoeken er één. Kort wordt verteld, en wordt getoond hoe zilver er in zijn oorspronkelijke vorm uitziet, hoe het met vijf procent koper vermengd wordt om te kunnen bewerken. We zien een aantal jongen daar intensief mee bezig en het van kleurige vlakjes voorzien. Het gezicht, de huid, alles onbeschermd, in een houding die verre van Arbo verantwoord is.

Uiteraard worden we daarna in de gelegenheid gesteld iets te kopen, en het moet gezegd: ze hebben prachtige sieraden. Daar komt bij, ik houd van zilver. Maar zodra ik naar iets wijs, mijn ogen te lang op iets richt, begint de man die me op de voet volgt op me in te praten. De manier om helemaal niets aan mij te verkopen. Dus ik groet en ga naar buiten.
De bus gaat weer verder.
Het is rond 13.00 uur als we gaan lunchen in een prachtig, sfeervol restaurant dat het werkelijk top voor elkaar heeft. Confronterend, een stukje ervoor en erna staan de meest armoedige huisjes, maar hier is overvloed. De lunch bestaat uit een lopend buffet dat ook heel goed op vegetariërs is ingesteld.
Buiten op het terras met wederom prachtig uitzicht op de natuur en een (pan)fluit duo, zitten we heerlijk.  Ze spelen prachtig, waardoor ik het niet kan laten: ik koop een CD.

Na het heerlijke eten rijden we weer verder. Gelukkig is het eten goed gezakt als de gids ons op een speciaal dorpje wijst waarvan ik de naam kwijt ben. Overal staan buiten kraampjes waar cavia’s aan het spit draaien. Die worden hier als een delicatesse gezien. Bij de bewoners worden ze vooral op bruiloften en verjaardagen gegeten. Het is een ongemakkelijk gezicht, ‘ons’ huisdiertje aan het spit. Terwijl ik tegelijkertijd weet dat het nauwelijks anders is dan een konijn aan het spit. Ook een huisdier.

We komen aan in Ollantaytambo, delen van dit stadje zijn bijna onveranderd sinds de Incatijd en staan daarom op de Unesco werelderfgoedlijst. Het is een leuk levendig stadje, we lopen hier wat gezellig rond en bezoeken dan de Inca vindplaats van Ollantaytambo. Het is veel groter dan gedacht, Theo en ik nemen de klim over de trap die dwars door de landbouwtrappen gaat. Een paar keer moeten we stoppen om uit te hijgen en voor wat extra lucht, maar het lukt ons. Daar staan we dan, kijkend om ons heen en kijkend naar beneden, waar alles in miniatuurformaat is veranderd. Als we voldoende genoten hebben beginnen we voorzichtig aan de afdaling en bekijken we ook ‘gelijkvloers’ de vele Inca overblijfselen.

Bijzonder hoeveel moois we van de Inca historie al hebben gezien, terwijl het altijd vooral over Machu Picchu gaat wanneer de Inca’s ter sprake komen.
We lopen terug naar de bus, die ons naar het hotel rijdt waar we, uiteraard met bagage, inchecken. Dat ziet er mooi uit, met een groot atrium. We nemen onze intrek en onze rust.

Een paar uur later gaan we zoek naar een eettent, opvallend, de cuy (cavia) staat op vrijwel elke kaart. We proberen het te ontwijken maar belanden uiteindelijk in het Cuy Museo.
Wat toch grappig is dat het helemaal vol hangt met beroemdheden die hun hoofd hebben afgestaan aan een cavia, en ook de wand is versierd met cavia’s. Wij bestellen, nee geen cavia, en worden getrakteerd op live muziek. Een jongen op een gitaar en panfluit. Jos en Gerda zijn ook verkocht en kopen een CD. Vol blijdschap signeert de jongen deze met mooie woorden.
We sluiten de dag af in een zithoek van het hotel met een kopje thee, uitkijkend op het atrium.