Bijrijder

door | 3 dec 2019 | Hollander Schrijft

Ik durfde niet, vorig jaar, toen zoon mij meevroeg op de vrachtwagen. Omdat dat als een blijk van wantrouwen gevoeld kon worden, schetste ik mijn goed-met-de-praktijk-overeenkomende zelfbeeld. Ik reageer angstig in de auto als ik vind dat we te snel rijden en niet tijdig afremmen voor een bocht.

Zoon knikte. Dat was inderdaad het geval, zijn moeder herkent haar auto op parkeerplaatsen aan het nummerbord, tankt nooit, kan niet inparkeren, en als ze eens verder dan het eigen dorp moet, tikt ze de optie ‘snelwegen vermijden’ in. ‘Ik wil het je niet aandoen,’ zei ik nog. ‘Ik zadel je op met angst die alles met mij en niets met jou van doen heeft.’ Hij knikte weer en begreep dat zijn moeder een bloedirritante bijrijder zou zijn. Toch vroeg hij onlangs opnieuw of ik eens  meewilde en ik durfde niet weer ‘nee’ te zeggen.

Dus klim ik op zondagmiddag in mijn zelfbenoemde truckerkleren de manshoge vrachtwagen in en toren hoog boven de weg uit. Ik slik een prop in mijn keel weg en klik mijn gordel vast. Opzij kijkend zie ik mijn zoon, een grote sterke man. Zelfbewust en doelgericht rijdt hij zijn route, relaxed met een broodje pindakaas in de hand. Alles wat ik niet kan en durf doet hij met een grijns op zijn gezicht. Een waar mirakel geschiedt: ik zeur niet aan zijn kop. Mekker niet over bochten en snelheden. Houd me niet verkrampt vast aan het dashboard en zit niet met opeengeklemde kaken. Kortom, Ik herken mijzelf nauwelijks. In die joekel van een vrachtauto is het reuze gezellig. Ik als het opgewonden kind en hij, de volwassene die daarvan geniet. Trots kijk ik hem aan: mijn zoon heeft vandaag zijn truckermoeder gebaard. Hij toetert het uit van vreugde.