We hebben vanmorgen de tijd, om 9.00 uur zal de bus naar Arequipa voor het hostel stoppen. Dat betekent rustig ontbijten, rugzakken inpakken is een routineklusje, dat fiksen we in een handomdraai. Het ontbijt wordt evenals gisteren per persoon geserveerd, en zonder te vragen wordt Theo en mij een kannetje hete melk gebracht; voor de koffie. Jos was voor het ontbijt al energiek op zoek naar de man in tropische verschijning om de betaling te doen. Gisteravond wilde dat niet lukken. De man, goedlachs, vriendelijk en attent kan namelijk, zo leerden wij snel, geen afspraken en keuzes maken. Iedereen zegt hij toe om binnen tien minuten te komen, te helpen, te informeren, en laat zich steeds daarbij steeds afleiden door nieuwe gebeurtenissen, vragen etc. Maar nu ‘s morgens vroeg lukt het wonderwel, snel zelfs.
Op tijd staan we buiten, de rugzakken keurig op een rij tegen de buitengevel van Pachamama. De zon doet alweer zijn brandende best, waardoor we ook op dit uur snel de schaduw opzoeken. Uitkijkend naar de bus zien we honden over de stoffige weg sjokken of op het midden ervan een ligplekje innemen. Komt er een auto aan, wordt in alle rust de kop geheven en vervolgens het lijf geheven. Traag gaat het dier opzij om de auto door te laten. Een broodverkoopster zit buiten bij de ingang met een enorme zak waaruit de verkochte broden overgaan naar de klant. En wanneer een vrachtwagen langzaam voorbij rijdt zien we een meisje toe komen snellen met een blad vol drankjes, eruitziend als limonade met slagroom, waarvan ze er een paar aan de chauffeur en zijn bijrijder verkoopt.
De klok van 9.00 uur is al lang gepasseerd en we krijgen via personeel van het hostel te horen dat het 9.30 uur wordt. Het zij zo, we blijven geduldig wachten. Van rechts komt er een grote bus, van het plein weten we. Als er direct daarna ook een grote bus van links verschijnt wordt het een boeiend schouwspel. Het is onmogelijk dat beide bussen elkaar kunnen passeren. De bus van links, de onze denken wij, stopt niet en dwingt de ander tot achteruitrijden. Terug naar het plein, dat kan niet anders.
Er wordt naar ons gezwaaid dat de bus er is en iets verder geparkeerd staat. We gooien de rugzakken om en lopen ernaartoe, maar het is niet de grote bus. Vlakbij staat een tienpersoonsbusje waarvan de achterdeuren geopend zijn. Het geeft zicht op niks voorstellende bagageruimte die bovendien vol ligt met spullen van de andere passagiers. Eén rugzak van ons kan er bij, de rest moeten we voor in het busje bij de chauffeur/annex reisleider leggen of op schoot. Gebukt en sjorrend en andere passagiers daarbij stotend, zoeken we de laatste krappe plekjes in het busje. We kijken elkaar aan, acht uur duurt deze tocht naar Arequipa toch? Gelukkig zijn we alle vier optimisten en roemen om het hardst het bijzondere avontuur wat ons ongetwijfeld te wachten staat. Een opgewekte sfeer kent soms een vreemde bron.
De chauffeur stelt zich voor als Raoul en vraagt ons bij de stopplekken onderweg goed aan de tijd te houden, zodat hij de vier passagiers die een overstap maken op tijd kan afzetten. Wij horen vooral: vier passagiers er uit = meer plek in de bus voor ons en de bagage. Raoul wil ook dat we de gordels vastmaken. Dit valt op, hij is de eerste deze reis die het woord gordels en het belang ervan opnoemt.
Raoul scheurt ervan door, wat vooral Gerda benauwt, door de smalle straatje van Cabanaconda, over de weg met strakke bochten die we eerder hebben afgelegd naar de condorvallei. Raoul rijdt met een flair alsof hij de enige weggebruiker is en tegenliggers ondenkbaar zijn. Onzin natuurlijk, Raoul weet ze wel te ontwijken, dat is fijn. Wil hij tijd inlopen? Hij was immers later dan afgesproken bij ons.
We naderen El Condor Cruz en zien warempel condors vliegen! Opwinding in de bus en een massaal gegraai naar telefoons en camera’s. Raoul besluit te stoppen. ‘Tien minuten.’ en we rollen de bus al uit, lenzen gericht naar de lucht waar drie enorme vogels vlakbij hun machtige aanwezigheid tonen. Zenuwachtig om de prachtige kans te verknallen en verblindt door de felle zon schiet ik in het wilde weg plaatjes, tot het moment dat ik besef ook bewust in het moment te moeten kijken. Dat doe ik en plak de beelden van vooral de joekels van vleugels op mijn netvlies. Voldaan stappen we het rijdend vehikel weer in, waar we elkaar de gemaakte foto’s tonen. We zijn tevreden, alleen Theo is het niet gelukt om de vogels te filmen, het moest te snel. Hij vermoedt dat hij eerder deze week wel shots heeft kunnen maken. Later, thuis, gaan we het allemaal zien.
We rijden verder richting Chicay waar we eerder met de taxi de tegenovergestelde route reden. Opnieuw krijgen we het geweldige uitzicht over de Colcavallei te zien, maar nu stoppen we. Daar ben ik erg blij om, het is hier namelijk schitterend, en ik vond het jammer dat de taxi op de heenweg geen rustmoment pakte. Raoul vertelt dat de vallei meer dan zevenhonderd jaar oud is en hier vooral tarwe, mais en aardappelen verbouwd worden. Ik geniet vooral, zittend op een als stoel gevormde boomstronk, spelend met de fotocamera, hopend dat de foto’s ‘straks’ een schitterende weergave van deze bijzondere plek geven.
De bus spoedt zich verder naar de volgende stop, ook nu hamert Raoul na het instappen op het vastdoen van de gordels. We speculeren naar de reden in het nog-net-niet-botsautootjesland. Heeft Raoul eerder passagiers verloren door het niet dragen van gordels? We vragen het hem niet. De volgende stop doemt op: de hotwatersprings in de buurt van Chivay. met mogelijkheid om te zwemmen. Dat gaan wij niet doen, niet alleen omdat de zwemkleding in de grote rugzakken zit, ook de vijf kwartier is te weinig. Vinden wij, er zijn medepassagiers die de benodigde spullen bijeen graaien en Raoul naar de zwemplek volgen. Wij bewandelen de brug over een kloof waar beneden veel bedrijvigheid te zien is met kano’s, en hoger verderop, zijn de warmwaterbaden zichtbaar. Dan zie ik Gerda verschrikt kijken, ze wijst naar een punt achter mij. Ik kijk en zie Raoul ontspannen keuvelen met een man, daarbij balancerend op het randje van de afgrond achter hem. Of hij gek geworden is. Ik roep zijn naam, hij reageert, en ik beveel hem naar voren te stappen. Hij doet het, maar lacht om onze schrik. Wat moeten we van zo’n chauffeur denken?
Theo wil met zijn filmcamera een rondje lopen. Jos, Gerda en ik klimmen naar de hoger gelegen horecagelegenheid voor een drankje in de schaduw. Vanaf die locatie hebben we een pracht zicht op de omgeving en Theo in de verte. Ik bestel eens ander drankje dan water, het is rood en smaakt mierzoet. Gelukkig heb ik nog water bij me…We zitten gezellig te kletsen als we afgeleid worden. Eerst zien we links van ons wolken de lucht ingespuugd worden, we weten nu dat het een bekend vulkaanverschijnsel is. Dan, bijna tegelijkertijd, zien we aan de overkant waarvan wij zitten, boven op een berg, vlammen, vuur! Verschrikt zien we de vlammen overslaan naar een volgend bosje. In deze gortdroge omgeving is dat een risico. Hoe roep je in het Spaans ‘vuur!’? Even zijn vertwijfeld, maar zien dan onze opluchting een man vlakbij de brandhaard die het geheel duidelijk in de smiezen heeft. Of heeft hij het aangestoken? Om ons heen zien we anderen die het in de gaten hebben. We vertrouwen erop dat er adequaat gehandeld wordt en het bij een klein fikkie blijft. Paniek of iets dat er in de buurt komt, is nergens waar te nemen. Dat op zich verbaast me wel. In de diepte zien we dat het helblauwe shirt met Theo erin zich rustig richting busje begeeft, ook wij dalen af voor de volgende etappe met onze kamikaze chauffeur. Of zien wij dat verkeerd en is het een man die de Peruaanse stuurkunst tot in de finesses beheerst? Met Hollandse normen red je het hier in het verkeer niet, al zouden wij ze als tip graag meegeven.
Feit is wel dat Gerda meer waardering voor de stuurkunsten van Raoul krijgt. Knap hoe hij uit de langskomende ravijnen weet te blijven. Beter is om de blikken verder te richten naar het terrasvormig landschap dat, versterkt door de stralende zon, een schoonheid is.
We rijden Chivay binnen, het stadje dat we een paar dagen eerder hebben verlaten. ‘Zijn we eerder geweest,’ zeggen we blasé. Niet dat iemand onder de indruk is, want contacten met de anderen in de bus hebben we niet. Gewoon een groet of ruimte voor elkaar maken, want nog steeds staat er bagage in het gangpad van het busje gepropt. In Chivay gaan we eten, volgens het all you can eat concept, met lopend buffet. Ik ben hier niet dol van, zeker omdat het druk is, dat onderdrukt meestal mijn eetlust. Maar wat Theo haalt ziet er goed uit, dus zet ik me over mijn weerzin heen.
Na de maaltijd blijkt hier het punt te zijn waar vier medereizigers achterblijven voor een overstap. Eindelijk kunnen rugzakken naar het bagageplekje achterin de bus en is er een stoel beschikbaar voor wat daar niet meer past. Het landschap wordt nu steeds kaler, met stukken die direct associaties oproepen met de prairies in het Wilde Westen. Niet dat ik daar ooit geweest ben, en druk ik me preciezer uit door te zegen dat het lijkt op het Wilde Westen zoals ik het van de tv ken. Ik krijg de vergelijking dit gedeelte van het traject niet uit mijn hoofd.
De laatste stop van vandaag is bij een gebouw dat oogt als een ruïne in de woestenij. In dit slooppand bevindt zich een winkeltje waar we snickers kopen. Als we naar het toilet vragen worden we verwezen naar een open deur in de achterwand. We lopen naar buiten, over de zandgrond, en zien de losstaande ingestorte halfbakken muren. Aarzelend lopen we verder, hier kan toch geen toilet zijn? Maar toch! We zien een witte wastafel die in een oude muur met beton is vastgezet, met daarnaast zes toiletten op een rij, gemaakt van ijzeren platen, gescheiden door dunne wandjes waar de heren door hun lengte bijna overheen kunnen kijken. Een aardig weetje is dat we deze vakantie standaard closetpapier bij ons hebben, een tip in Nederland waarvan we blij zijn dat we het hebben opgevolgd. Het is namelijk niet altijd voorhanden. Andere keren krijg je bij betaling een paar velletjes papier mee.
Hierna rijden we in één stuk naar Arequipa. De voor de stad typerende vulkaan, Misty, komt steeds dichterbij. We doorkruisen een ‘Zona de vincana’s’ en we zien het ranke lamasoort ook veelvuldig. Een prachtig gezicht, de dieren, de woestijnprairie met daarachter de bergen en de lucht die hier wat blauwheiig toont. De zon weet er aangenaam doorheen te prikken. De bergen lijken lager te worden en op de weg zien we idiote inhaalmanoeuvres. We zijn er nog niet immuun voor. De chauffeur blijft onze aandacht vragen voor de riemen. Aan weerskanten van de lange weg naar Arequipa zien we ineens veel cactussen staan. Grappig hoe een gebied zo snel kan veranderen. Want waarom hier wel en iets daarvoor niet? De grond lijkt hetzelfde.
Er komen huizen in beeld, we naderen de stad. Opnieuw valt op dat er veel gebouwd wordt, maar lukraak en enkel steens. Niks geen spouwmuren, terwijl het hier in de winter best koud is. Ook aan de weg waar we overheen rijden wordt flink gewerkt, het aanbrengen van een nieuwe laag asfalt is zichtbaar nodig. Op sommige stukken gaat de weg dwars door de bergen heen, niet door een tunnel, maar delen van de berg zijn weggehaald. Dat ziet er best gek uit.
Via een buitenwijk komen we Arequipa binnen, de status van de wijk is onmiskenbaar droevig. Huizen als barakken, niet af, verloederd, druk, lawaaiig, mensen gegroepeerd op straat rond etenskarretjes. En Gerda rekent uit dat, omgerekend, benzine hier €4,30 per liter kost. Voor ons is het moeilijk te begrijpen dat er desondanks zoveel auto’s rijden, en dat taxi’s weinig kosten.
De chauffeur had al eerder aangegeven ons iets buiten het centrum af te zetten, vanwege de spits waardoor er helemaal geen doorkomen met de bus is. Zijn uitleg naar het hotel is volstrekt onduidelijk, maar de heren hebben een off line routewijzer. Als Gerda en ik nog geen tien minuten later op een bordje wijzen met de naam van het hotel, zeggen de slimmeriken dat het een straatnaam is en lopen verder. Ruim een half uur later blijkt dat we het goed gezien hadden…zucht, ach, we hebben de omgeving van het hotel leuk verkend 😉
Achter de gewone voordeur blijkt een heel hotel te zitten met de meest aparte hotelkamers van deze reis, kamers die ogen als een onderaards gewelf. Dat is weer eens wat anders 🙂