Panfluitmuziek schalt door de kamer terwijl ik voor de zoveelste keer door de foto’s scroll. De herinneringen buitelen over en door elkaar en raken aan emoties die ik koester. Ik ben van de wereld. Tienduizend kilometer overbruggen voor familiebezoek. En terug.
Graag gaven we vorig jaar gehoor aan de uitnodiging van de Peruaanse schoonouders van onze jongste dochter om een ‘bakkie’ terug te komen halen. Bij aankomst treffen we een taart met onze namen en een prachtig huis dat we als het onze mogen beschouwen. En dan de vertrouwelijkheid, de grapjes en het eten. Veel eten, met de hele familie om tafel en tantes, ooms, neven, nichten die vrij in- en uitlopen en ons een warm bad bezorgen.
Met een bevriend echtpaar reizen we door het land en staan versteld van de grote armoede, het rijke culturele verleden en de werkelijk waanzinnig mooie natuur. Genieten van het eten en de prachtige traditioneel geklede vrouwen. We zitten verstijfd in taxi’s en bussen door het kamikaze gedrag van chauffeurs. Andersom is er het vermaak om onze lange mannen en de waardering voor de gepraktiseerde cursus Spaans. Ach, en dan het overweldigende Andesgebergte waar ik verliefd op ben geworden. De rondslingerde troep overal, maar de troost ook hier initiatieven te zien voor het wereldwijde probleem.
De verbijstering over die Europese paspoppen in etalages, omdat een Europees uiterlijk een hogere status heeft. De hoop dat een vriendin van schoonzoon gelijk heeft, dat er een voorzichtige kentering lijkt.
Ons verblijf in het land eindigt met een groot afscheidsfeest. Lieve, hardwerkende, Nederlands sprekende schoonzoon emigreert definitief.
Met een dikke brok in de keel stappen we met z’n zessen het vliegtuig in. Geland ben ik nog steeds niet. Mijn nieuwe bagage voelt als rijkdom.