Helaas, Alonso is ziekerdeziek en kan niet met ons mee naar het Titicacameer, het hoogst bevaarbare meer ter wereld. Een domper. Voor hem, maar zeker ook voor Sophie, ze hadden zo naar dit weekend uitgekeken. Besloten wordt dat Sophie toch meegaat, wanneer krijgt ze die kans weer? Alonso is er als kind al eens geweest, maar toch…, het is niet anders.
Om 6.15 uur zitten we aan het ontbijt, zodat we om 6.45 uur klaar staan als de taxi ons komt ophalen. Die brengt ons naar de steiger waar het ondanks het vroege uur al aardig bevolkt is met toeristen. Het is fris buiten, maar de lucht ziet er goed uit. De weersvoorspelling houdt namelijk rekening met regen, en dat is voor een bezoek aan de drijvende eilanden natuurlijk niet gewenst.
We worden met onze tickets naar een boot verwezen, dat later een snelle boot blijkt te zijn, terwijl wij een ‘gewone’ geboekt hadden. Zodra we op onze plaatsen zitten begint een panfluiter een vlotte deun te spelen. Wakker als ik ben stel ik een heel ‘Holland in beweging’ voor, de stemming zit er bij ons al goed in.
De gids op de boot vertelt dat 60% van het meer van Peru is, en 40% van het aangrenzende Bolivia. Het meer ligt op 4 km hoogte en staat bekend om het bijzondere licht dat typerend is voor de grote open hoogtes in dit gebied. Met een aardige vaart zetten we koers naar de unieke eilanden, die mijn, en van vele anderen, de interesse hebben gewekt. Of nieuwsgierigheid. bewoners van de eilanden voelen zich nog steeds cultureel en politiek onafhankelijk en leven nog op dezelfde manier als hun voorouders. De eilanden zijn zelfvoorzienend, met basisscholen en winkels voor de eerste levensbehoeften, maar voor het overige moeten ze naar het vasteland. Een aantal eilanden is opengesteld voor toeristen. Daarnaast leven ze van de visserij.
We naderen de eilanden, waar bij een eerste hut entree betaald moet worden om door te mogen. De gids regelt dat en ik zie dat het niet bepaald een handjeklap is. Er lijkt discussie. Het duurt lang, maar we mogen door. Het is een vreemd gezicht, de rieten eilanden overal, de rieten hutjes en de kleurrijke, traditioneel gekleedde mannen, vrouwen en kinderen. Er is veel te zien, ook meer toeristenboten dan mij eigenlijk lief is. We klimmen van boord op een eiland van de Uros bevolking en worden hartelijk welkom geheten. In het Quechua, voor veel Peruanen in het zuidelijke deel de eerste taal. We worden uitgenodigd om te gaan zitten en krijgen een uitleg en demonstratie hoe de eilanden gemaakt en onderhouden worden. Omdat het riet aan de onderkant wegrot, wordt er elke maand aan de bovenkant een nieuwe dikke laag op gelegd. De uitleg wordt gegeven door de president van het eiland, en vertaald door onze gids. Ik zie de president ondanks de frisheid van de morgen op blote voeten, het water licht soppend tussen zijn tenen als hij loopt. Een vrouw gaat er zwijgend bijzitten, werkend aan een kleed. Na de uitleg worden we door verschillende vrouwen, in groepjes meegenomen om hun huis te bekijken. De vrouw die met ons meeloopt stelt zich voor als Maria. We klimmen via een trapje haar hut in en zien een groot bed op de rieten ondergrond. Ze vertelt dat ze er met haar drie kinderen, die bij haar zijn, slaapt. We mogen een foto maken. Binnen, en ook buiten zien we trouwens dat er, hoewel minimaal, elektravoorzieningen voorzieningen zijn, dus leven als hun voorouders is met een beetje gemak van deze tijd. Een beetje, want ik moet er niet aan denken hier te wonen. Nergens een badkamer 😉 Weer naar buiten leidt ze ons naar de verkoopartikelen. Ik koop niks, maar Sophie koopt een soort van huwelijksbootje voor Alonso…
Opeens is Theo weg, naar de boot, naar de wc. Er was haast bij.., gelukkig heb ik de ‘reisapotheek’ steeds bij me en kan er direct gehandeld worden, maar hij blijft zich enigszins onwel voelen. Van de mogelijkheid om met een rieten boot te varen maken we dan ook geen gebruik. Sophie, Jos en Gerda ook niet. We stappen de boot weer op om iets verder bij een ander eiland weer van boord te gaan. Hier kan drinken gekocht worden. We kopen cocathee en gaan op plastic stoeltjes in deze onwerkelijke wereld zitten. Er hangt een vreemde geur hier, rottend riet.
De lucht wordt blauwer en de zon sterker als we weer op de boot zitten, op weg naar het grootste Peruaanse eiland in het Titicacameer, Taquile, 300 bewoners, ruim een uur varen verderop. Theo zit buiten in de frisse lucht en ik breng hem zijn pet en zonnebrand. We zijn gewaarschuwd dat verbranden op dit hoge meer drie keer zo snel gaat. Ik blijf niet lang buiten, waar niet veel plek is, en zoek mijn plek binnen op. Soezend kijk ik naar buiten naar het water dat door de boeg omhoog gesmeten wordt, daar uiteenvalt, en opnieuw samenkomt in het water. De schittering van de zon die erop valt, geeft het een magisch karakter, ik kan daar intens van genieten.
Wanneer we Taquile naderen geeft de gids ons een keuze: op het eiland kan een wandeling met flinke klimmetjes gedaan worden, met als eindpunt een groot plein, óf nog een stukje met de boot meevaren en dan slechts een kwartiertje wandelen. Het is duidelijk dat Theo, de zwaardere variant nu niet redt, Sophie wil graag bij haar vader blijven. Daardoor kan ik onbezwaard met Jos en Gerda meelopen.
Ik kus lief en dochter gedag en start samen met de vrienden de tocht. Direct moeten we flink klimmen, maar het is hier zo prachtig. We komen bijna geen mens tegen en laten ons steeds verrassen door de pracht van het eiland en de schitterende uitzichten over het eiland. We zien een oude vrouw, zittend op de grond tegen een hutje geleund, ze maakt het universele gebaar voor fotomaken. Ze wil geld. We schudden het hoofd en lopen door. Niet veel verder zien we een paar oudere lammetjes, die wat ongemakkelijk lopen. Als we goed kijken zien we dat van elk diertje een voor- en achterpootje met een touwtje aan elkaar gebonden zijn. We volgen de bocht in de weg en zien daar een andere oude vrouw met een hele kudde jonge schaapjes, allemaal met touwtjes om twee pootjes, hoogstwaarschijnlijk zodat ze niet ver kunnen afdwalen. We kunnen niet anders dan doorlopen.
Afgezien hier van is het een heerlijke wandeling over dit verrassende eiland. We komen aan op een sfeervol plein waar meer toeristen te vinden zijn en zoeken een plek in de schaduw op, de zon brandt op onze huid. De locale bevolking is mooi om te bekijken, zowel de vrouwen als de mannen lopen er prachtig gekleed bij. De mannen met een breiwerk in hun handen: dit is het eiland van de breiende mannen. Lopen, praten, de handen werken gestaag door. Een pand aan het plein is gevuld met hun producten, die natuurlijk ook te koop zijn. Wat we de afgelopen dagen al hebben gezien aan handnijverheid heeft ons al getoond dat er er onder de bevolking ontzettend veel kennis, ervaring en, creativiteit en kunstzinnigheid leeft. Er worden prachtige dingen gemaakt.
De gids verschijnt op het plein en wijst ons de weg naar de plek waar de lunch geserveerd wordt. Een eilandbewoner loopt met ons mee. De afstand stelt niks voor, maar steil is het wel. Waar de local soepel zijn weg naar beneden gaat, moeten wij op onze hoede zijn om niet te vallen. We komen aan bij een paar kleine huisjes, waar op een binnenplaatsje twee lange tafels onder een dakje van kleden zijn gedekt. Het ziet er heel idyllisch uit, en vanwege de te overziene groep toeristen blijft de sfeer van gemoedelijkheid en ongereptheid aardig in stand. Theo en Sophie zijn er al, gelukkig hebben zij het samen ook fijn gehad. Het menu wordt geserveerd door jonge knullen die er duidelijk lol in hebben, ook onderling. Mooie knullen in hun locale kleding, later wordt uitgelegd dat de manier waarop zij hun hoofddeksel dragen, aangeeft dat het nog ‘vrije’ jongens zijn. Het eten is prima, Theo slaat de maaltijd over, hij durft het nog niet aan. Met vertaling van de gids wordt verteld over de kleding van de mannen en vrouwen, die veel zeggen over hun ‘burgerlijke status’. Een klein jongetje van het eiland heeft ondertussen op de achtergrond de lachers op zijn hand, spelend met de verkoopwaar. Het wordt ontspannen glimlachend toegelaten.
Dan is het tijd om het eiland te verlaten. We dalen af naar de boot voor de terugtocht van zo’n anderhalf uur. Al snel zie ik overal mensen indommelen. Ook ik, al zie ik nog wel dat de lucht dichttrekt en het halverwege begint te regenen. Ik zie tussen de rieteilandjes kleine bootjes met mensen kromgebogen het riet in de bootjes stapelen. Dan zijn we terug, stappen in een taxi terug naar het hotel. Alonso is nog steeds ziek en gaat terug naar Lima. Sophie blijft bij ons om nog wat meer van Puno te zien. Zij vliegt over een paar dagen terug.
Het was een bijzondere dag, bij terugkomst in het hotel gaat Theo direct naar bed, wij halen broodjes en eten dat in de eetzaal op.